Neem een hoge pan. Vul de pan voor 3/4 deel met water en breng het aan de kook. Zodra het kookt, dan voeg je een flinke scheut azijn toe tot je het zuur in de water proeft. Waarom azijn? De azijn zorgt ervoor dat het eiwit beter stolt. Wat je absoluut niet moet doen is zout toevoegen want dit werkt namelijk averechts.
Breek elk ei in een koffiekop of een kleine kom. Let op dat de dooier heel blijft. Hou een halve eierschaal apart. Zet het vuur zachter maar zorg ervoor dat het water net onder het kookpunt blijft. Roer met een lepel of een garde in het water totdat je een draaikolk in het water ziet. Pak een halve eierschaal die je apart hebt gehouden. Leg de halve eierschaal in het water. Zodra het naar het midden van de pan afdrijft en rustig in een rondje gaat draaien, dan kunnen we beginnen met het pocheren.
Haal de halve eierschaal weg. Giet het ei uit een kommetje in het midden van de pan zacht kolkend water. Na 1 tot 2 minuten is het ei voldoende gaar. Je kan eventueel het kookvuur een beetje verhogen. De dooier van een gepocheerde ei hoort binnenin nog lopend te zijn.
Pak een schuimspaan en vis het gepocheerde ei voorzichtig uit de pan. Het water lekt dan via de gaatjes van de schuimspaan eruit. Je kan het ook laten lekken op een keukenpapier. Snijd eventueel de losse eiwitflapjes van een gepocheerde ei eraf.